Spreker: | dr.ir. J.A. Reijneveld |
Datum: | 30 januari 2014 |
Aanvang: | 20:00 uur |
Locatie: | Kruytgebouw Universiteit Utrecht, zaal W728/729, Padualaan 8, Utrecht (Uithof) |
Samenvatting
In 2050, world population will be some 9 billion. By that time, an estimated 70% more food is needed. The great majority of this has to be produced on agricultural land. Higher production levels can be realised by plant breeding, improved techniques (e.g. irrigation, crop fertilization, crop protection), and more wide introduction of good agricultural practice through educational activities, including proper soil management.
The condition of the soil is the basis of agricultural activities, usually referred to as the soil fertility. Here, we define soil fertility as ‘the crop production capacity of the soil’ or ‘the nutrient and water supplying and retaining capacity of the soil’. On soils with high natural or improved soil fertility, high-production systems can be built. So, maintaining or improving soil fertility is a key prerequisite to sustain crop productivity.
Soil fertility can be judged by soil tests (soil characteristics). The amount of soil tests increased from 1927 onwards. In 1927 the soil testing laboratory Bedrijfslaboratorium by the “Vereniging tot Exploitatie van het Bedrijfslaboratorium voor Grondonderzoek” started in Groningen. From 1927 – 1930 only pH was analysed on a routine basis and from 1930 P-number (extraction with water at 50°C), and K were added. From 1970s until the beginning of this century routine analyses for grassland involved P-Al (a so called soil quantity test), K-HCl, Mg (for sandy soils), organic matter, and pH, and, for clayey soils, the soil texture class 0-16 μm. The micronutrients Cu, and Co were available on request. For arable soils, the CaCO3 content was included on clayey soils, and the micronutrients B, and Mn could be added on farmers’ request. At the end of the century the N-total was included on grassland.
All these soil characteristics were analysed in separate protocols, which was time consuming and, therefore, expensive. A multi-nutrient concept was proposed by Van Erp (2002). From 2004 onwards, this concept (with extraction in 0.01 M CaCl2) was gradually introduced and studied further (e.g. Van Rotterdam – Los et al., 2012; Ros et al., 2009). Besides 0.01 M CaCl2, indirect Near Infra-Red (NIR) technology was gradually introduced for soil analysis, including parameters SOM, N-total, and CaCO3 (e.g. Malley et al., 1999; Vedder et al., 2009). Now soil analysis in the Netherlands includes at least 10 soil characteristics.
Curriculum vitae Dr.ir. J.A. Reijneveld
Arjan (Jan Adriaan) Reijneveld (1970) studeerde eerst aan de Christelijke Agrarische Hogeschool te Dronten en vervolgens volgde hij de studie Bodem, Water & Atmosfeer aan Wageningen Universiteit in de richting Procesbodemkunde met specialisaties
Plantenvoeding & bemesting en Bodembiologie.
Zijn doctoraalonderzoeken betroffen 1) Onderzoek naar de schade die gewassen ondervinden op zure (aluminium) gronden en de rol die magnesiumbemesting speelt in het verminderen van die schade en 2) Onderzoek naar de invloed van bodemleven op de stabiliteit van bodemaggregaten en de mineralisatie van organische stof.
Na de afronding van zijn studie (1995) werkte hij op de vakgroep Bodemkunde en Geologie (Wageningen Universiteit) aan het project ‘Grain-size determination by laser diffraction’.
Hij werkte vervolgens als projectmedewerker bemesting bij Blgg Oosterbeek. Daarna werkte hij als onderzoeker op Plant Research International. Hij was daar lid van het projectteam proefbedrijf “De Marke, verantwoordelijk voor de samenwerking met Institut Technique de Cereals et Fourrages (praktijkonderzoek in Frankrijk) en verantwoordelijk voor de invulling van het thema bodemvruchtbaarheid binnen het project Koeien & Kansen. In 2001 werd hij senior productmanager bodem-bemesting bij BLGG AgoXpertus.
Voornamelijk naast zijn reguliere werkzaamheden startte hij in 2007 met een PhD onderzoek dat in 2013 afgerond werd met het proefschrift “Unravelling changes in soil fertilty of agricultural land in the Netherlands”.